Normale kniegewricht

Normale kniegewricht

Hoe werkt een normale knie?

Het kniegewricht bestaat eigenlijk uit 2 gewrichten. Het bovenbeen ("femur") steunt met zijn bolvormige "condylen" op het plateau van het onderbeen ("tibia"). De knieschijf ("patella") scharniert aan de voorkant met het bovenbeen. Het kuitbeen ("fibula") heeft nog een apart gewricht met het scheenbeen. De beweeglijkheid van de knie is groot en de stabiliteit is gering. Om de krachten op te vangen heeft de knie een statisch stabilisatiesysteem (collaterale banden, meniscii en kruisbanden) en krachtige spiergroepen (bovenbeenspieren, hamstrings en kuitspieren). De meniscus functioneert ook als demping tussen de botten. Het kraakbeen zorgt ervoor dat de botten van onder- en bovenbeen soepel langs elkaar kunnen glijden. Het kniekapsel omsluit het hele gewricht en maakt de gewrichtsvloeistof aan die het kraakbeen smeert. Door deze vloeistof is er minder wrijving in de knie. Doordat er zeer grote draai en scharnier krachten op de knie kunnen komen te staan is de knie kwetsbaar en kunnen er meniscus scheuren of bandletsels optreden. Slijtage van het kraakbeen ("artrose") komt veel voor in de knie.

De knie is een ingenieus gewricht : tijdens buigen en strekken treedt tevens een schuifbeweging van het bovenbeen op ten opzichte van het onderbeen, verder draait het onderbeen naar binnen bij buigen. Deze bewegingen worden gestuurd door de manier waarop de kruisbanden en de collaterale banden aanhechten. De binnen meniscus schuift mee met het onderbeen en is groter dan de buiten meniscus. Letsels van de binnen meniscus komen daardoor vaker voor dan van de buiten meniscus.